Wel spreken met de bestuurder
Geloof

Wel spreken met de bestuurder

Tijdens één van mijn middelbare schooljaren maakte ik iedere ochtend en middag een lange busrit. Een bus vol scholieren. Daar heb je vast wel beeld bij. Soms was het gezellig. Vaker een heksenketel. Er werd regelmatig iemand de bus uitgezet. Ik herinner me mensen die met brandende aanstekers hun naam wilden graveren. Zag de chaffeur dus rook achterin. In zo’n bus hing (hangt?) altijd een bordje: ‘Niet spreken met de bestuurder’.

Vele jaren later leerde ik in coachingssessies dat ik ook zelf zo’n chauffeur ben. Ik zit achter het stuur van mijn leven. Ik bepaal de route en de snelheid, kan indien nodig de ruitenwissers aandoen en beslis over de temperatuur in de bus. Allemaal bij wijze van spreken. Maar mijn bus heeft een grote achterbank. Die zit vol met passagiers. Regelmatig loopt één van hen naar voren om me op de schouder te tikken. ‘Het mag wel wat harder’, zegt de één stoer. ‘Hebben we genoeg benzine?’ vraagt de volgende angstig. En een derde fluistert: ‘ik had me van deze busrit heel wat anders voorgesteld.’ Het is heel goed dat deze passagiers met de bestuurder spreken. Want al die passagiers, dat ben ik óók. Iedere stem is typisch Tim. Een stukje van mijn persoonlijkheid. Maar een beetje uitvergroot. Een beetje onverbonden. Een beetje ongebalanceerd. De kunst is om als bestuurder goed naar je passagiers te luisteren. Iemand komt nooit zomaar naar voren. Maar ík ben de bestuurder. Dus ik kan zeggen: ik heb je gehoord. Ik ga er wat mee doen. Of: ik doe er nu even niks mee want ik heb een ander plan. En vooral: ik kan passagiers weer terug naar achteren sturen. Want als je niet oppast staat de hele achterbank over je schouder mee te tetteren. En dan kom je nergens.

Al jaren doe ik deze mentale oefening. Ik ben me veel meer bewust van die achterbank en ken de diverse stemmen steeds beter. Maar pas deze week leerde ik van Ben Tiggelaar dat dit de Acceptance and Commitment Therapy (ACT) heet. De bedenker is de Amerikaanse psycholoog Steven Hayes. Tiggelaar schrijft er over in zijn NRC column van 24 februari. Ik leerde er van dat het bij die achterbank vooral om lastige passagiers gaat. Andere passagiers zitten wat meer naar voren. Maar op de achterbank zit me een stelletje! Tiggelaar zegt: het kunnen gedachten zijn of gevoelens, lichamelijke sensaties en herinneringen. Voorbeeld uit mijn leven. Eén van mijn passagiers die me regelmatig op mijn schouder tikt, zegt: ‘Uiteindelijk sta je er helemaal alleen voor, vriend. Als de nood aan de man is, gaat niemand je helpen.’ Die passagier zit daar niet toevallig. Hij is ontstaan vanuit gedachten en herinneringen. In mijn geval eerder klein en onbewust dan dat het om een groot trauma gaat. Maar dat maakt niet zoveel uit. Hij zit er. En hij meldt zich natuurlijk juist op die momenten dat de bestuurder van mijn bus zich toch al een beetje allenig voelt. Dan komt ‘ie het vuurtje lekker aanblazen. Maar dan? Gaan we daar samen over jeremiëren, de bestuurder en de passagier? De bestuurder moet vooral beseffen dat hij in charge is. In het echte leven mag een chauffeur geen passagiers slaan. Dat geldt hier zeker: iedere passagier is immers een stukje van jezelf. Maar de chauffeur bepaalt de ruimte. En of het soms ook klaar kan zijn. Of een herhaling van zetten. Of ronduit een leugen. Soms zit er namelijk meer dan genoeg benzine in de tank. Trouwens, waar bemoeit die passagier zich mee.

Iedere passagier is
immers een stukje van jezelf.

Tiggelaar zegt in navolging van Hayes dat de bus altijd een route heeft, en dat die route waardengedreven is. Wie geen enkele waarde zou hebben (wat volgens mij onmogelijk is) zou permanent naar álle passagiers luisteren – die elkaar vaak tegenspreken. Drie keer raden hoever je dan komt. De waarden gaan over wat voor jou écht belangrijk is in het leven. Hoe duidelijker je die waarden hebt, des te beter je ook kunt inschatten op welke punten de passagiers iets zinvols zeggen en wanneer je ze weer terug kunt sturen. Uit ervaring weet ik dat het ook mogelijk is om een wat stillere passagier nadrukkelijk uit te nodigen om naar voren te komen.

We leven in de veertigdagentijd. Samen met een vriend besloot ik de spirituele versie te doen van de busrit. Elke ochtend nemen we even tijd om te bedenken welke stemmen we vandaag gaan horen. Hoe word ik wakker? Waar zie ik tegenop of kijk ik naar uit? En wie verwacht ik die dag te horen? Moet ik ergens alert op zijn? ’s Avonds reflecteren we op wat we hebben gehoord. Sprong er iets uit? Was er een stem die aanvallend of bemoedigend was, die me boos of bang of sterk maakte? Zijn er stemmen dominant of juist afwezig? In een app conversatie wisselen we gedurende de dag soms iets uit. En we proberen één keer in de week bij te praten over al die stemmen. Natuurlijk gaat het dan ook over de bestuurder en de route. Wat zegt dit over mij? Wat zegt het over mijn waarden? Sommige stemmen zijn welkom. Tegen andere stemmen moeten we streng zijn. En als je elkaar – zoals wij – goed kent, kun je de ander goed helpen om te onderscheiden. Want je blijft altijd leerling-chauffeur op je eigen bus. Goed dat er soms een instructeur een stukje meerijdt.

Ik heb míjn manier van hebzucht, ijdelheid en behoefte om gezien te worden.

In een recente preek doelt paus Franciscus op hetzelfde als hij zegt: de veertigdagentijd is de periode om de woestijn in te gaan. Dat kan elke vorm van vasten zijn, maar het gaat ook over stilte en met jezelf alleen zijn. De paus verwijst naar het bijbelverhaal hoe Jezus veertig dagen in de woestijn verbleef. Nou ja, alleen. Niet helemaal. Er waren geen mensen. Maar het verhaal zegt dat er engelen waren. En wilde dieren. In taal van nu: die zaten op zijn achterbank. Goede stemmen. En tegenstemmen. Behulpzame en gevaarlijke stemmen. Als voorbeeld van hoe ‘wilde dieren’ er uit kunnen zien, noemt Franciscus hebzucht, ijdelheid en de behoefte aan erkenning. Je moet ze temmen, zegt hij. Mooi beeld. Je kunt ze niet eruit meppen. Je hoeft er geen demonen van te maken. Ze horen simpelweg bij mij. Ik heb míjn manier van hebzucht, ijdelheid en behoefte om gezien te worden. Maar als ik ze niet tem, nemen ze de boel over. Dat is nooit goed voor de bestuurder. En al helemaal niet voor de reis. Van het pad geraakt, heet dat. Van de rails gelopen.

Maar juist daarom zitten er volgens de paus ook engelen in je bus. Stemmen die én van jou zijn (want het is jouw bus) maar tegelijk kanalen van God of alles waar dat woord voor staat. Stemmen die het goede, het wijze en het juiste zeggen. In christelijke taal: de heilige Geest. Niet als een bliksemflits van boven, maar als Gods aanwezigheid in wie ik ben, wat ik doe en wat ik zeg. Franciscus zegt het niet letterlijk maar hij zou er denk ik wel mee instemmen: voor een behouden vaart moet je ook altijd God aan boord hebben. Van je schip of je bus of je leven. Natuurlijk kun je dit model ook toepassen op meer dan je ‘eigen’ achterbank. Ieder woord dat tegen je gezegd wordt, heeft in essentie iets van de engel of het wilde beest. Soms moet je temmen, dimmen of radicaal verwerpen. En soms omarmen, indrinken, koesteren.

Ik weet niet of de paus het liedje van Joan Osborne kent. Ik ken het wel en vind het mooi.

If God had a name what would it be?
And would you call it to his face?
If you were faced with Him in all His glory
What would you ask if you had just one question?

What if God was one of us?
Just a slob like one of us
Just a stranger on the bus
Tryin’ to make his way home?

God in de bus. Ik heb als kind geleerd dat je achter Jezus aan moet gaan. Dat heb ik altijd een theoretisch mooi maar praktisch moeilijk idee gevonden. Als ik achter het stuur zit en door mijn voorruit kijk, zie ik hem niet. Toen ik nog eens over de bus-theorie nadacht, kreeg ik een inzicht. Ik kan wél goed voorstellen dat Jezus gewoon meerijdt, op mijn achterbank. Ik geloof daar in. Hij neemt niet veel ruimte in. Hij is gewoon één van de stemmen. Soms komt hij er amper doorheen (teveel ‘wilde dieren’). Vaak laat hij andere stemmen hun werk doen (de ‘engelen’). En soms, soms meldt hij zichzelf. If God had a name… Ik zit hier natuurlijk maar wat te mijmeren. Maar de kern van de christelijke traditie is dat God inderdaad een naam heeft: Jezus van Nazaret. Het zou zomaar je timmerman kunnen zijn. En tegelijk de meest cruciale stem uit de kosmos.

Ben Tiggelaar zegt dat hij ‘zijn’ achterbank namen geeft: Harrie en zo. Dat is wel praktischer dan praten in termen van engelen en wilde dieren. Dan zou Jezus dus naast Harrie kunnen zitten. En kan je als bestuurder ook af en toe zeggen: zeg Jezus, ik heb je al een tijdje niet gehoord. Maar wat denk jij er van? Misschien heeft een eigentijdse vorm van navolging wel meer met je achteruitkijkspiegel te maken. Moet je natuurlijk wel eerst dat bordje ‘niet spreken met de bestuurder’ weghalen.

Geloof
Gerelateerde artikelen
Let me entertain you – en dan?
Geloof
Let me entertain you – en dan?

In een recente editie (februari 2024) kondigt Ted Gioia (The Honest Broker) het einde van het entertainment-tijdperk aan. Huh? Het einde van entertainment? Ik zou denken: daar zitten we toch middenin? Maar Gioia komt met interessante trends. Bijvoorbeeld dat in de filmindustrie bedrijven als Disney, Paramount en Universal het op dit moment heel moeilijk hebben.

lees meer
Epifanisch sensitief
Geloof
Epifanisch sensitief

Ik denk even terug aan de dag dat Mark Rutte bekendmaakte dat hij niet herkiesbaar was. Op de vraag of hij lang over dat besluit had nagedacht, zei Rutte: ‘Nee, het gebeurde gewoon. Afgelopen zondagmorgen wist ik het opeens. Een epifaan momentje denk ik.’ Epifanie betekent in een religieuze context een openbaring. Plotseling realiseer je je iets of word je een inzicht geschonken.

lees meer
Geestverruiming
Geloof
Geestverruiming

In de media was er veel aandacht voor: de internationale conferentie over ‘dealen met drugs’, geïnitieerd door burgemeester Femke Halsema. Zo’n 500 mensen uit de hele wereld bogen zich een dag lang over vragen rond drugs en legalisering. Een paar dagen eerder had ik gevraagd of ik welkom was. Ik kreeg één van de laatst beschikbare tickets. Superfijn natuurlijk.

lees meer