8 minuten
Tim Vreugdenhil
Het woord protest bestaat sinds de 14e eeuw en heeft als grondbetekenis ‘plechtige verklaring’. Dat is ook de grondbetekenis van het 16e-eeuwse woord ‘protestants’. Pas in de 18e eeuw kwam daar de betekenis van ‘afkeuring’ bij, nog lange tijd gecombineerd met de ‘plechtige verklaring’ van vroeger. Protesteren is vanouds een zwaarwegend iets. Je deed het niet zomaar. Het kon je immers in veel gevallen je baan of zelfs je leven kosten.
Mede door het proces van democratisering floreert het protest in onze tijd. Actuele voorbeelden te over. Een storm van protest barstte los naar aanleiding van het Volkskrant-artikel over de werkomstandigheden bij De Wereld Draait Door. Het WK voetbal in Qatar riep sinds de toekenning protest op en toen het toernooi begon, werd dat alleen maar meer. Steeds meer mensen tekenen protest aan tegen de wijze waarop Nederland asielzoekers opvangt. Boeren hebben met hun omgekeerde vlaggen een krachtig protest signaal gevonden. Klimaatprotest is een groeiende beweging. Al dit protest is geen wonder. De toekomstplaatjes zijn op veel terreinen uitermate somber. Zeker in een land dat zo dichtbevolkt is met mensen en dieren dat er ingrijpende uiterst lastige keuzes in gemaakt moeten worden. Maar dat lukt nog niet goed, en ook dat roept weer protest op.
Ook in de wereld van kerk en theologie is het protest de afgelopen jaren een stuk sterker geworden. Op websites van bijvoorbeeld de Protestantse Kerk in Nederland, de Anglicaanse Kerk en ook het Vaticaan vind je allerlei teksten waarin stevig wordt geprotesteerd. De aartsbisschop van Canterbury (leider van de Anglicaanse Kerk) noemde de asielpolitiek van Boris Johnson ‘goddeloos’. Soms krijg je de indruk dat de kerk in het protesteren een nieuwe reden van bestaan vindt. Haar dogmatiek wordt amper gehoord, haar ethiek wordt vaak bekritiseerd maar in het protestkamp is de kerk vaak een welkome bondgenoot en kan zij dus ook zelf denken: gelukkig doen we er nog toe.
Maar dat is hoogstens de helft van het verhaal. De toestand in de wereld biedt niet alleen de kerk maar ‘alle mensen van goede wil’ (zoals de paus dat altijd zegt) de kans om méér contact te maken met de christelijke bronnen. De bijbel zou als ondertitel ‘a book of protest’ kunnen hebben. Het is zelfs één van de dominante trekken in het godsbeeld dat in de bijbel op allerlei manieren wordt geschetst. God is de grote nee-zegger. Nee tegen wantoestanden, nee tegen machthebbers, nee tegen misbruik van mensen. Wie denkt dat er pas sinds de Verlichting iets als mensenrechten bestaan, moet toegeven dat dit een modern hoofdstuk is in een hele lange geschiedenis die rechtstreeks op de bijbel teruggaat.
Ook van alle tijden is dat de machthebbers vaak veel doen om protest in de kiem te smoren. Elke inwoner van Moskou of Teheran weet hoe dat werkt. Maar ook in democratische systemen is er veel onbehagen bij mensen omdat hun overheid niet werkelijk luistert. Gemeentelijk ombudsman Munish Ramlal zegt in een interview (NRC): “De gemeente Amsterdam kan heel kil en onprettig zijn.” Voor veel mensen die op enigerlei wijze protesteren is dit misschien wel het meest onverteerbaar: dat je geen loket hebt waar je protest echt welkom is, waar het wordt gehoord en gewogen en meegenomen in besluitvorming. Ook hier hebben de bijbelse geschriften een opmerkelijk perspectief. Niet alleen God zegt vaak nee tegen de mensen, er zijn heel wat bijbelse passages waarin mensen nee zeggen tegen God. Nee mógen zeggen bedoel ik. Kaïn is de eerste die het doet, na de moord op zijn broer Abel, en ook nog op een diep verongelijkte manier. Dat neemt niet weg dat God geduldig luistert en terugpraat. In de psalmen, in het boek Job en in de klaagliederen van Jeremia wordt in vele variaties gezegd: God, nee! Dit kan niet, dit slaat nergens op, dit accepteer ik niet, stop dit. Paus Franciscus zegt dat één van de meest bijzondere kenmerken van de mens is dat hij of zij bij God kan protesteren, direct toegang heeft tot het hemelse klachtenbureau of zelfs de almachtige Ombudsman. Munish kan als geen ander vertellen dat de ombudsman niet kan toveren, maar dat echt luisteren, meedenken en soms een stukje oplossen balsem vormt voor de ziel. Bij God is het sterker, zegt paus Franciscus. Verdriet, onrecht, diepe pijn: loop er niet alleen zelf mee rond maar pour your heart out, stort je hart uit bij het hoogst voorstelbare adres. Aartsbisschop Desmond Tutu zegt in een interview (2006): “Ik ben vaak woedend geweest op God. Hoewel nu ouder en rustiger, ben ik het soms nog. Je ziet de armoede in Afrika en Azië, en dan kom je hier in het Westen en vraag je je af waarom. Hoe ik daar overheen kom? Ik huil. Want ik lach heel snel, maar ik huil ook heel gemakkelijk.”
Protest kan dus leiden tot God. Maar er is ook een omgekeerde weg. Het protest van Tutu vertaalt zich in de moderne tijd vaak in atheïsme. Er is zoveel ellende dat een hemels klachtenloket of een goddelijke ombudsman simpelweg onvoorstelbaar is – tenzij het een ultieme lichtgewicht óf een absolute klootzak is (en beide zijn niet erg aantrekkelijk om in te geloven). De 19e eeuwse schrijver Fjodor Dostojevski laat zijn personage Iwan Karamazov vertellen over een achtjarig meisje dat door haar ouders wordt opgesloten en afgeranseld totdat ze sterft. De buren hadden haar iedere dag tot God horen schreeuwen. Voor Iwan is dat reden om het toegangskaartje van het leven aan God terug te geven. Albert Camus was in de 20ste eeuw één van de belangrijkste vertegenwoordigers van dit standpunt, dat Jamie Smith ‘atheism of agony’ noemt. Geen theoretisch atheïsme maar een diep doorvoeld protest.
In een postchristelijke cultuur zijn dit nog steeds klassieke posities: geloof je dat er een Ombudsman is of bestaat zo’n hemels kantoor niet? Wie met onrecht wordt geconfronteerd, moet zich die vraag op één of andere manier stellen. Reikt je protest zover als je eigen arm of je eigen stem? Of heb je uit een hogere of diepere dimensie hulp te verwachten? Sta je ergens namens jezelf of de hele mensheid? Of ben je een verlengstuk van het universum of van God zodra je je stem verheft? Ik denk dat ‘protest’ een spiritueel woord is. Protesteren dat meer dan een bevlieging is – en de meeste vormen van protest in onze stad zijn diep doorvoeld en echt gemeend – doet iets met je ziel. Je wordt er enerzijds sterker van en tegelijk maakt het je ook meer kwetsbaar. Dat is een wonderlijke dynamiek. En eigenlijk moet iedereen die protesteert ook kiezen tussen paus Franciscus en Dostojevski. Zou je willen dat er een Ombudsman is, zoals het in onze stad blijkbaar helpt (anders zou Munish geen team van 25 mensen krijgen)? Of kan je het wel zonder?
In de wetten van Mozes, de Torah, bevindt zich een wonderlijk instrument dat bij juiste hantering veel protest overbodig zou maken. Ik doel op het zogenaamde ‘jubileum’, ook wel genadejaar genoemd. Daarin wordt bepaald dat in het vijftigste jaar alle vormen van land, goederen of geld die iemand in economische transacties is kwijtgeraakt, teruggaan naar de oorspronkelijke eigenaar. Omdat, met een juridische term, dat land of die eigendommen ‘onvervreemdbaar’ zijn. Genade zou wat wezen op de Amsterdamse vastgoedmarkt. Het zou ontegenzeggelijk het probleem kleiner maken dan het op dit moment is. Dat alle voetbaltransacties worden teruggedraaid, zou betekenen dat Ajax alle spelers terug krijgt die het de afgelopen vijftig jaar heeft verkocht. Ook niet verkeerd. Maar ook alle opbrengst uit de vorm van slavernij gaat terug naar de nazaten van wie het ooit is afgepakt. Wat zou er van Amsterdam overblijven? Het zou bijvoorbeeld ook betekenen dat we bijna al onze Iphones moeten inleveren, zodat het gedolven materiaal waaruit die zijn gemaakt terug kan naar de oorspronkelijke eigenaar in Afrika of elders.
De start van dit genadejaar is de klank van de yabal, de trompet (waar ons woord ‘jubel’ van is afgeleid). Een protest-symbool en tegelijk het begin van een groot feest omdat de dingen worden teruggebracht naar de plek waar ze oorspronkelijk hoorden. Wie arm is, heeft opeens weer spullen en geld. Rekeningen worden letterlijk vereffend, schulden doorgestreept. En wie gevangen zit, mag terug naar huis. Mozes pretendeert zijn wet aan God te hebben ontleend. Dit is bedoeld als Gods manier van protesteren. Boven economische transacties staat het principe van sociale gerechtigheid. Dat is een bom onder alle individualisme en elke vorm van marktdenken en dat is ook precies het idee. Het gaat niet om ‘meer hebben’ maar om ‘eerlijk delen’. Een maatschappij waarin de rijken rijker worden en de armen armer – en dat is feitelijk in iedere samenleving aan de hand – is op de lange duur het einde van iedere community. De vicieuze cirkels zoals we ze maar al te goed kennen, worden gebroken op het signaal van de trompet.
Geloof je dat er een Ombudsman is of bestaat zo’n hemels kantoor niet? Wie met onrecht wordt geconfronteerd, moet zich die vraag op één of andere manier stellen. Reikt je protest zover als je eigen arm of je eigen stem? Of heb je uit een hogere of diepere dimensie hulp te verwachten?
Of Mozes dit ooit echt zo gedaan heeft? Het is nauwelijks voor te stellen. Theoloog Walter Brueggemann zegt dat het daar ook niet om gaat. Het is een indringend voorbeeld van de manier waarop bijbelse teksten de dingen die wij normaal vinden onder kritiek stelt. Een jubileumjaar zou niet nodig moeten zijn in een samenleving waar ‘jubelprincipes’ vaak en veel worden toegepast. Het einde van ieder kalenderjaar is een goede periode om hier praktisch over na te denken. Welk deel van wat je hebt ontvangen geef je terug – en aan wie?
Eén keer in de bijbel is er een moment waarop de yabal, de trompet werkelijk klinkt. Eén keer is het genadejaar echt uitgeroepen. Jezus doet het – veertienhonderd jaar na Mozes – in de synagoge in Nazaret. Vanaf vandaag gaan we dit echt doen, zegt hij. Want de hemelse Ombudsman heeft vanaf nu een kantoor op aarde. Gejuich en bijval is Jezus’ deel. Geen wonder, want de inwoners van Nazaret zijn net als de overige Israëlieten arme mensen die zuchten onder het juk van de Romeinen. Dan gebeurt er wat geks. Jezus gaat verder met onverwacht scherpe zinnen: “Nazaret kan heel kil en onprettig zijn.” Woorden over genade komen hier niet aan, zegt Jezus. Je begrijpt ze niet. Je wílt dit niet. Met voorbeelden uit Israëls eigen bijbel laat hij zien dat áls er iemand iets van genade begreep, dat een heiden was, een buitenstaander. Nazaret heeft iets om over na te denken. Daar komt het niet van. Een verschrikkelijke woede steekt op. Mensen vloeken en tieren, roepen nee, en sleuren Jezus mee naar de rand van het ravijn. Het uitroepen van het jubeljaar kost hem bijna het leven.
Hoe kan dit? Het is interessant om te zien hoe boos de emir van Qatar en vooral de FIFA-president waren over de kritiek op het WK. Europese landen hebben drieduizend jaar ellende aangericht en zouden daar eerst drieduizend jaar sorry voor moeten zeggen vóórdat ze anderen de les lezen, aldus Gianni Infantino. En daar werd door anderen weer heel boos op gereageerd. Je ziet een vicieuze cirkel van boosheid. Walter Brueggemann zegt in een preek over deze passage: de inwoners van Nazaret staan symbool voor alle mensen in alle culturen, van Qatari tot Nederlanders. Ze snappen het heel goed. Dat als je ‘jubileumprincipes’ aan het werk zet, je alles verliest. Omdat al jouw macht en jouw geld en jouw positie en jouw principes altíjd verworven zijn op kosten van iemand anders. Je moet eigenlijk een totale restart maken. Of je onttrekken aan deze wereld. Instappen in een volstrekt ander verhaal. De mensen willen er niets van horen. Jubelen is niet van deze wereld.
Hoe kunnen we leven in een wereld, een land, een stad waarin tal van privileges bestaan náast woningnood en energiearmoede? De wereld is een optelsom van comfortabele levens en stervende kinderen. Op te lossen is dat niet. Protesteren heeft uiteindelijk geen zin en is zelfs bij resultaat meestal een kwestie van verplaatsen van het probleem.
In spirituele zin heb je twee opties. De eerste is Dostojevski. Je ticket voor ‘de rechtvaardige wereld’ teruggeven. Erkennen dat die niet bestaat. Je bent in een verdomd slecht theaterstuk beland. Er valt hier weinig of niks te jubelen. En dromen van iets beters is niet anders dan het ontkennen van de realiteit. De tweede optie is: je houdt de droom van een rechtvaardige wereld overeind. Wil het geen fata morgana zijn, dan is er voor de realisatie een soort van goddelijke Ombudsman of -vrouw nodig. Mozes, de bijbelse profeten maar ook mensen als Martin Luther King en Desmond Tutu hebben dáárom zo scherp geprotesteerd omdat ze geloofden in een gigantisch toekomstvisioen. Waarin het op aarde – eindelijk! – zal worden zoals in de hemel. Een wereld van gerechtigheid en vrede en vrijheid.
De christelijke kerk is de enige instantie op aarde die gelooft dat Jezus het bij het rechte eind had toen hij in Nazaret het jubeljaar voor geopend verklaarde. De kerk ziet het leven en ook de dood van Christus – God en mens tegelijk – als een kosmische ommekeer, waarin alles waartegen op aarde geprotesteerd kan worden door de Zoon wordt gedragen tot in de diepste hel. Om er vervolgens met zijn opstanding uit de dood over te triomferen. Het is de diepste, schrijnendste, duurste en meest succesvolle protestactie ooit. Protesteren doe je tegen het kwaad. Dát doet God. Het christelijk geloof heeft geen verklaring voor het kwaad. Het gelooft wel dat het kwaad is overwonnen. De kerk kan in iedere alliantie van protest iets heel bijzonders inbrengen. De diepste reden voor hoopvol en duurzaam protest is goddelijke solidariteit. In spirituele taal: Jezus is (meestal anoniem) aanwezig in elke schreeuw, in elk spandoek en in elke actie. Net als in elke traan en in elk luisterend oor.
Dus klopt het eigenlijk wel dat de kerk vandaag veel onder protesteerders is te vinden. Protestants krijgt een nieuwe betekenis: dat je vaak nee zegt. Dat is – zoals elke rechtgeaarde demonstrant weet – alleen geloofwaardig in een context van vaak en veel nee dóen. Vandaar dat veel bijbelse verhalen en teksten inspireren tot kleine en grote ‘jubeldaden’. Een stukje van dat visioen van het grote genadejaar kan op elk moment en in elke situatie werkelijkheid worden. In Nazaret, Jeruzalem en zelfs in Amsterdam.
De Amerikaanse theoloog Stanley Hauerwas levert al decennia scherpe kritiek op hoe ‘Amerika’ en ‘christen-zijn’ met elkaar worden geïdentificeerd, om te beginnen door veel Amerikaanse christenen. Deze gelijkstelling gaat Hauerwas veel te snel. In de kern is die identificatie zelfs heel ónchristelijk, meent hij. Daarmee brengt hij een boodschap die net zo moeilijk ligt bij de – naar eigen zeggen presbyteriaanse – Donald Trump als bij de overtuigd katholieke Joe Biden, en bij de grote meerderheid van hun kiezers.
Zou onze samenleving ook op andere vlakken topsnelheden bereiken, een punt waarna het niet meer sneller kan? En wat vinden we daarvan? Proberen we die onmogelijke barrière dan toch te nemen? Of slaan we een andere richting in? Wat als ik als mens mijn topsnelheid heb bereikt, fysiek, sociaal of in mijn carrière?
‘De kerk maakt mensen aardiger.’ Een stelling uit een onverwachte hoek. Burgemeester Femke Halsema werd onlangs geïnterviewd in een evangelische kerk in Amsterdam. Ze vertelde daar dat ze niet gelovig is,