In de media was er veel aandacht voor: de internationale conferentie over ‘dealen met drugs’, geïnitieerd door burgemeester Femke Halsema. Zo’n 500 mensen uit de hele wereld bogen zich een dag lang over vragen rond drugs en legalisering. Een paar dagen eerder had ik gevraagd of ik welkom was. Ik kreeg één van de laatst beschikbare tickets. Superfijn natuurlijk.
Waarom wilde ik hier bij zijn? Ik ben stadspredikant van Amsterdam. Ik geef daar invulling aan door een stedelijk netwerk op te bouwen en me te verdiepen in thema’s die spelen in de stad. Op die manier werk ik al jaren aan een project dat ik ‘spiritualiteit van snuiven en slikken’ noem. Op het veelomvattende terrein van drugs focus ik mij op een categorie mensen die ‘recreatieve gebruikers’ worden genoemd of soms wat ironischer: de agenda-hedonisten. Mensen die veelal druk zijn, carrière maken, soms kinderen hebben – en die er voor hun gevoel regelmatig even helemaal uit moeten. En sommige vormen van drugs helpen daarbij.
Mijn andere focuspunt is de spiritualiteit. Ik snap iets van geestverruiming. Religie is uitgevonden door de ervaring ‘is this all there is?’ Ik ben oprecht benieuwd waarom mensen aan drugs beginnen (en hoe je dat aanpakt), waarom ze soms al snel stoppen of vaker het langere tijd volhouden. Wat levert dat je op? Zo heb ik inmiddels zestig keer iemand één op één gesproken die kan vertellen in welke opzichten je geest verruimd wordt. Vaak is dat prettig, zeggen mijn bronnen, niet altijd. Vaak werkt het enigszins, soms heftig. Het blijft jóuw geest die verruimd wordt, dus er poppen zomaar biografische dingen op. En menig Amsterdammer heeft me iets verteld over hoe een vorm van middelengebruik een poortje opendeed naar het terrein van mystiek, religie en spiritualiteit. Dat kan abstract blijven (‘ik voelde me diep afhankelijk’) maar ik ontmoet ook mensen die een gesprek met Jezus voerden (en dat is gek hoor, zei iemand me, want ik weet helemaal niks van die Jezus, ik ben er niet mee grootgebracht).
Het is moedig van Halsema dat ze dit thema agendeert, om te beginnen met een waarschuwend artikel in The Guardian. Ze is van huis uit criminoloog. Bij haar aantreden als burgemeester kon niemand haar vertellen wat het precieze plaatje was van ‘drugsgebruik in Amsterdam’. Het beeld was gefragmentariseerd en er ontbraken puzzelstukjes. Daarom liet ze meteen een rapport maken: ‘De achterkant van Amsterdam’. In dat rapport uit 2019 staat al veel alarmerends. Ik denk dat weinig mensen zo goed zicht hebben op de problematiek als Halsema. Als burgermoeder ziet en hoort ze iedere dag de gevolgen van de drugsmaffia, in allerlei vormen van ondermijning en soms expliciet geweld. Ze ziet als geen ander dat als we niets doen, dit probleem nog veel groter wordt. Op de conferentie werd ze krachtig ondersteund door Claudia López, tot voor kort burgemeester van Bogotá. Ook de Groene burgemeester van Bern vertelde hoe – ook in het veelal repressieve Zwitserland – bepaalde vormen van legalisering in het verleden goed hebben gewerkt, en welke nieuwe experimenten er daar in voorbereiding zijn. Ik ben blij met een burgemeester die verder kijkt dan de waan van de dag en die niet terugschrikt voor het agenderen van moeilijke thema’s.
Zulke conferenties zijn ook belangrijk voor de beeldvorming. Ik groeide op in de jaren tachtig en negentig in een overwegend dorpse context. Daar was weinig drugsgebruik, maar iedereen kende verhalen en vooral televisiebeelden van hoe in de grote steden mensen wegteren aan heroïne, waarbij de naalden een extra risico vormden om met hiv besmet te raken. Ik denk dat er nog steeds veel Nederlanders zijn die bij drugs vooral aan heroïne denken. Terwijl juist die drug vergaand teruggedrongen is, mede door een aanpak die enigszins lijkt op waar Halsema nu voor pleit. De andere kant is dat er voor de redelijk overzichtelijke wereld ten tijde van de heroïne een super ingewikkelde drugsmarkt in de plaats gekomen is met een veelvoud aan middelen. De afgelopen jaren leerde ik dat iedere vorm van drugs z’n eigen werking en eventuele risico’s heeft. Cocaïne is niet verslavend voor je lichaam. Op zielsnivo is dat een ander verhaal, maar niet bij iedereen en in dezelfde mate. Met mdma – de grondstof van xtc – valt prima maat te houden. Ook Halsema zei hardop dat ze liever een zaal vol jongeren heeft die mdma gebruiken en daarbij de hele avond water drinken dan dat diezelfde jongeren zich klemzuipen aan alcohol. Precies de reden dat het bij veel festivals tamelijk rustig verloopt.
‘Zo leuk zijn drugs niet’
Gedurende de dag werd steeds gezegd dat dit een platform voor ‘not if but how’ was. Ik heb geen enkele tegenstander van het idee van legalisering gehoord of gesproken. Een focus op hoe lijkt me geen gek idee, want het pad naar legalisering kent veel problemen. Maar dan was het wel verstandig geweest om bepaalde bezwaren te benoemen en waar mogelijk te tackelen. ‘Zo leuk zijn drugs niet’, schreef hoogleraar veiligheid en samenleving Hans Boutellier in een reactie in NRC. Precies dat zinnetje werd op de conferentie niet hardop gezegd. ‘Zo leuk zijn drugs niet’ verklaart waarom de meeste topmensen van de Nederlandse politie fel tegen legalisering zijn. Of dat de Nederlandse apothekersfederatie niet mee wil denken over verstrekking van cocaïne voor niet strikt-medicinale doeleinden. Het helpt niet als op een conferentie mensen zich ook vanaf het podium uitspreken dat deze zaal en dit publiek een ‘voorhoede’ vormen. In die beeldspraak is de ‘achterhoede’ namelijk wel héél erg groot. En verwar je ook intelligente nuances met ergens domweg op tegen zijn. Ik raakte in ieder geval een beetje verdwaald en voelde me enigszins ongelovig in een vrij dogmatische kerk.
Sander Schimmelpenninck was dagvoorzitter. Hij gebruikte de maandag erop om zijn Volkskrant-column te vullen. Hij is het gloeiend eens met Halsema. “Iedereen die rationeel en vrij van (religieuze) ideologie naar drugs kijkt, kan niet anders dan concluderen dat reguleren de enige weg is.” Aan die zin bevallen een paar dingen me helemaal niet. In de eerste plaats heb je een hiaat in je algemene ontwikkeling als je religie en roes tegenover elkaar zet. In de godsdienstgeschiedenis maar ook in het hier en nu versterken die twee elkaar vaak genoeg, wat Veluwse dominees daar verder ook van vinden. En verder wil ik er voor pleiten om behalve rationeel óók ideologisch naar drugs te kijken. Dat niet willen, is pas irrationeel. Hoe kan het dat een moderne samenleving als de onze zo hoog scoort op middelengebruik (als je drugs, alcohol, medicijnen en misschien wel games en telefoons bij elkaar optelt)? Waar trekken we grenzen als sommige mensen goed zijn in ‘met mate’ maar (veel?) anderen minder of niet? Kunnen we als het om drugs gaat iets leren van hoe we in het aanbod van tabak en alcohol een tijdlang wel erg ruimdenkend zijn geweest? Op de conferentie werd – door zowel buitenlandse gasten als Nederlanders – onbekommerd over Nederland als gidsland gesproken met, vooruit, steden als Oslo en Bern als goede tweede. Alsof er niet op veel terreinen zeer kritische geluiden te horen zijn over dat zelfgenoegzame waanidee. We zijn erg rijk en erg liberaal. Beide zie ik als een zegen. Maar met gidsland zijn heeft het niets te maken.
Ik ben helemaal niet tegen het (verder) legaliseren van bepaalde vormen van drugs. Ik denk graag mee met onze burgemeester. Als burgemeesters zouden regeren, zei Benjamin Barber al. Hij schreef een boek over hoe de burgemeesters van grote steden vaak belangrijke en trendsettende bestuurders zijn. Het voeren van het heikele debat begint in de stad en de durf om onorthodox te denken heeft de stad groot gemaakt. Ik denk dus dat er iets moet gebeuren. Als ik dan ook maar hardop mag zeggen dat mijn grootste ergernis in mijn eigen stad bestaat in de smerige weedlucht waar je in het centrum bijna overal tegen aan loopt. Als we dan maar erkennen dat Nederland als narco-staat (waar Halsema terecht voor waarschuwt) óók is ontstaan uit het bizarre gedoogbeleid van bepaalde softdrugs. We zijn een land waar drugsgebruik genormaliseerd is, schrijft Schimmelpenninck in zijn column. Terecht wijst hij er op dat dit zowel in de achterban van links als rechts het geval is. Dat is er één om over na te denken: een door velen gewenst rechts kabinet staat een drugsbeleid voor dat door velen in de rechtse achterban niet wordt gedeeld. Maar verder? Dat ‘genormaliseerd’ lijkt me onder geen enkele omstandigheid een rationele observatie. Normaal is te allen tijde gebaseerd op een vorm van ideologie. Heel graag had ik Sander gevraagd waarom hij een tijdje geleden in College Tour zelf toegaf dat drugs geen onderdeel van zijn leefwereld waren (in ieder geval niet in zijn studententijd) en waarom hij tegen zijn publiek en kijkers opriep: ‘don’t do drugs’. Bewijst dat het gelijk van Boutellier? Zijn drugs toch niet zo leuk?
De Amerikaanse hoogleraar Luke Bretherton is één van de weinige theologen die reflecteert op middelengebruik. Hij noemt drugs een ‘microkosmos van de hedendaagse cultuur’. Ik ben dat met hem eens. Daarom had ik een toffe dag vorige week. Omdat het over onze tijd en onze wereld gaat. Alleen naar mijn smaak te weinig expliciet. Het thema vereist denk ik nog meer moed dan wat Halsema al toont. Zij gaat nog niet ver genoeg. ‘Vrij van ideologie naar drugs kijken’ gaat voorbij aan de diepe behoefte van veel mensen (gebruiker of niet) om dichter bij zichzelf te komen, om filters te dempen waardoor de dingen intenser binnenkomen. Om te ontsnappen aan de ratrace. Om liever naar elkaar te zijn. Precies al die dingen waarvoor we in ons dagelijks leven weinig of geen plek voelen. Precies die dingen waar je in onze samenleving als vanzelf voor afstompt.
Ik ben echter een stuk bezorgder om de armoedige samenleving die je vertelt dat alles te koop is.
Sinds ik me in het thema ‘drugsgebruik’ verdiep, ben ik wat minder bezorgd geworden om de effecten van drugs. Ik ben echter een stuk bezorgder om de armoedige samenleving die je vertelt (= wijs maakt) dat alles te koop is. Bretherton zegt: het gebruiken van drugs is een morele imperatief binnen de logica van de moderniteit. Er is een waardevolle techniek die ons kan helpen om ons anders en beter te voelen, meer van waarde en geliefd zelfs. En je bent gek als je daarvan geen gebruik maakt. Daar zijn best een paar scherpe vragen bij te stellen, ook als die vragen (wat mij betreft) geen klip en klare antwoorden hebben. Generaties na ons zullen dat zeker doen. Waar de grote moderne filosofen kritisch vroegen of ‘God’ niet een soort opium voor het volk is, is het in hun spoor consequent om in deze fase van de Westerse cultuur kritisch te zijn op wat we doen en waar we in geloven. Kan de oude opium, in die duizend moderne variaties, behalve geestverruimend misschien ook een beetje god geworden zijn? Dat is het begin van geestvernauwing. En dat is nooit gezond.
En ja, beste Sander, natuurlijk mag je zeggen wat je denkt. Zolang je maar erkent dat je in bepaalde dingen gelóóft. Want ideologieën de wacht aanzeggen is liberaal noch rationeel.
Ik ga met plezier door met praten en denken over dit thema. Terecht vroeg iemand zich af of de conferentie niet wat al te veel ‘preken voor eigen parochie’ was. Hoe win je de aandacht en vooral de harten van mensen die op onderdelen anders denken? Of mensen die aspecten kunnen aandragen waar je zelf niet zo bekend mee bent? Als je mij wilt winnen, gaat het niet om voor of tegen. Ik zou zeggen: doe er iets meer ideologisch debat en vooral wat meer ‘soul’ bij.
Misschien ben jij ook een Kortjakje. Zondags ga je naar de kerk (boeken en zilverwerk hoeft niet meer want beamers). Maar ik ken ook heel wat mensen die in de verleden spreken: ‘s zondags ging ik naar de kerk. Dan heb je de jas van Kortjakje uitgedaan. Ik praat tientallen keren per jaar met iemand die me vertelt dat hij of zij vroeger of later is gestopt en waarom.
De Amerikaanse theoloog Stanley Hauerwas levert al decennia scherpe kritiek op hoe ‘Amerika’ en ‘christen-zijn’ met elkaar worden geïdentificeerd, om te beginnen door veel Amerikaanse christenen. Deze gelijkstelling gaat Hauerwas veel te snel. In de kern is die identificatie zelfs heel ónchristelijk, meent hij. Daarmee brengt hij een boodschap die net zo moeilijk ligt bij de – naar eigen zeggen presbyteriaanse – Donald Trump als bij de overtuigd katholieke Joe Biden, en bij de grote meerderheid van hun kiezers.
Zou onze samenleving ook op andere vlakken topsnelheden bereiken, een punt waarna het niet meer sneller kan? En wat vinden we daarvan? Proberen we die onmogelijke barrière dan toch te nemen? Of slaan we een andere richting in? Wat als ik als mens mijn topsnelheid heb bereikt, fysiek, sociaal of in mijn carrière?