Escape
Geloof

Escape

Geschreven door

Tim Vreugdenhil

Leestijd

10 minuten

Eén van de meest geliefde werken uit het klassieke liederenrepertoire is Winterreise van de componist Franz Schubert. Winterreise is een cyclus van 24 gedichten die door Schubert in 1827 op muziek gezet zijn. Een jaar later stierf de componist op 31-jarige leeftijd. Winterreise gaat over de mijmeringen van een jonge man die na een teleurstellende liefde door een onherbergzaam sneeuwlandschap wandelt, met zichzelf alleen. Hij is onderweg, op reis, niet alleen fysiek maar ook in existentiële zin. Schubert is representant van een artistiek idee waar zo’n beetje alle romantische denkers, dichters en musici voor staan. Een mens is geroepen – of misschien wel gedoemd – om op pad te gaan, de horizon tegemoet te reizen. In andere tijden is je geboorteplek of je familie eigenlijk meteen al je bestemming. Daar bij vandaan lopen, daar komt maar ellende van. Zo niet voor de romantici. Daar is je geboorteplek slechts een startpunt. De kunst van het leven is om op weg te gaan, naar verre verten. En dan maar kijken waar je aankomt. En ook hier: dat geldt fysiek maar meer nog existentieel.

De romantische kunstenaars vormden een elitaire voorhoede van wat in de tweede helft van de 20e eeuw een massa-verschijnsel is geworden: authenticiteit, een Grieks woord dat ‘ikke zelf doen’ betekent. Ik word geboren met eindeloze mogelijkheden. Maar daarvoor moet ik in beweging komen. Ik moet mijn unieke pad zien te vinden en zo mijzelf verwezenlijken. “De essentie van het moderne idee van vrijheid”, zegt de Amerikaanse opperrechter Anthony Kennedy ergens, “is het recht op zelfbepaling. Het recht om mijn eigen idee van de realiteit en van wat deze betekent na te volgen, ook waar het gaat om het universum en het mysterie van het leven.” Een eigentijdse artistieke navolger van Franz Schubert is David Bowie. Bowie is de artiest bij uitstek die regelmatig van stijl, rol en identiteit veranderde. Je mag zelf bepalen wie je bent en wat het leven betekent. Leven is een road to freedom. Maar… het is per definitie ook een ‘winterreis’. Zeker ook bij Bowie zelf, tot en met zijn laatste album Blackstar. Zijn nummer ‘Lazarus’ gaat indringend over de knellende banden van angst en dood. Vrij zijn is een ideaal, maar het is vaak onbereikbaar. Om je heen en in jezelf is er van alles dat je beperkt of tegenhoudt.

In een samenleving als de onze – een tijdperk van authenticiteit – is het eigenlijk heel logisch dat ‘de nachtclub’ de plek van de kerk heeft ingenomen. Zoals dj Stefan Beek het formuleert in een Parool-artikel: “Op de dansvloer experimenteer je met verschillende zelfheden en legt onzekerheden bloot, of je verduistert ze in de donkerte van de nacht. Al je zorgen gaan op in de rook van de club. De muziek brengt je lijf tot een kookpunt. Door de totale opwinding van het publiek voelt het alsof je samen opstijgt en eigenlijk niet meer wilt landen.” De dansvloer draagt de belofte van vrijheid, zegt Lieke Knijnenburg in een artikel in De Groene (juli 2021). Al moet je, vindt zij, meteen ook kritische vragen stellen of die belofte voor iedereen even sterk geldt. Hoe inclusief is de nacht?

De road to freedom in mijn leven is de route naar Berlijn. Een weg die ik toen ik 23 was voor het eerst ging en daarna nog heel vaak. Berlijn is amper 700 kilometer hier vandaan, geen spectaculaire afstand. Maar een ‘giant step’ voor een jongen die opgroeide in een wereld van conventies en verplichtingen. Een wereld van ‘doe maar gewoon’ en ‘het draait niet om jou’. Een plattelandswereld van dorpen. Een religieuze context ook, met dogma’s en geboden. Een wereld die zó veilig was dat zelfs ik – geen geboren avonturier – het er al snel saai begon te vinden. Waar ik vandaan kom, daar was veel liefde en nauwelijks vrijheid. Dus ben ik op weg gegaan om die vrijheid te zoeken. Ik vond haar in Berlijn.

Als het over vrijheid gaat heeft Berlijn een grote symbolische waarde. Zo’n drie decennia werd de stad gedeeld door een muur van beton en prikkeldraad. Inmiddels is de stad alweer dertig jaar het teken dat elke grens kan worden doorbroken. Berlijn zit niet toevallig vol met nachtclubs. Door unieke historische omstandigheden kon Berlijn uitgroeien tot een stad vol mensen die experimenteren met hun verschillende identiteiten, in termen van etniciteit, gender, geaardheid, muziekstijl en noem maar op. En óók niet toevallig is dat David Bowie in de jaren zeventig in Berlijn belandde, daar van zijn cocaïneverslaving afraakte en één van zijn meest creatieve periodes had.

Voordat mijn verhaal te mooi wordt, moet ik twee bekentenissen doen. Hoewel ik een jaar lang midden in Berlijn woonde, ben ik destijds nooit een nachtclub binnengegaan. Ook was ik me destijds volstrekt niet bewust van de betekenis van David Bowie. Berlijn was voor mij geen periode van seks, drugs, rock&roll. Maar wel een existentiële ervaring met hoe een metropool als geheel ook een ‘dansvloer’ kan zijn. De vibes van de clubs dringen door in de stad, net als in Amsterdam. Dat voelde ik toen en dat voel ik vandaag. Zelfs ik, nogmaals: niet in de wieg gelegd voor avonturier, kon in Berlijn experimenteren met andere kanten van mezelf, op plekken komen waar ik nog nooit geweest was, gesprekken voeren die ik nog nooit had gevoerd, mijn onzekerheden wat meer blootleggen. Berlijn was voor mij ‘ikke zelf doen’ en daar krijg ik nog steeds hele warme gevoelens bij. Het was voor mij het jaar van leven zoals ík dat wil, zonder codes en controle. Ik ben in dat jaar gegroeid in authenticiteit. Het werd mijn basis om de wereld vanaf toen wat meer onbevangen tegemoet te treden en als het nodig is kaders te doorbreken. Ik kom nog heel graag terug in Berlijn. Het is met Amsterdam de plek op aarde waar ik me in existentiële zin het meest thuis voel. Daar werd ik vrij. Ietsje meer tenminste. Want het leven blijft een winterreis.

Ik vertel je iets van mijn verhaal om je uit te dagen het jouwe te vertellen. Maak er vooral een eerlijk verhaal van. Hoe vrij ben jij? Samen vormen al onze persoonlijke verhalen een tijdperk, een cultuur. Het is één van de moeilijke vragen in de moderne Westerse geschiedenis waarom we via Schubert en Bowie inmiddels niet in het paradijs terecht gekomen zijn. In Amsterdam leven in de meest vrije tijd in een stad die qua levensbeschouwing tot de ‘most liberal cities’ van de wereld behoort. Toch zegt Stefan Beek: de nachtclub is keihard nodig, juist in deze tijd en in deze stad. Want overdag is het vaak een doffe ellende. Voor veel mensen is de nacht essentieel om zich echt vrij te voelen. Wait a minute: in termen van vrijheid scoort onze cultuur hoger dan welke samenleving ook maar. Nog nooit hebben zoveel mensen het recht gehad om hun eigen leven te bepalen. Eigenlijk zou de hele maatschappij een permanente nachtclub moeten zijn. Wat is er gebeurd? Of wat houdt ons tegen? Wat als zelfs David Bowie aan het einde van zijn leven moet erkennen dat ook zijn weergaloze road to freedom hem tenslotte niet echt vrijmaakt? Kunnen jij en ik op dat punt dan niet beter alle hoop op vrijheid laten varen?

Op dit punt herinner ik me een passage uit de Galatenbrief van Paulus, Nieuwe Testament. Het gaat hier om één van de meest invloedrijkste teksten over vrijheid ooit geschreven. Korte context: mensen van wie de identiteit gestempeld werd door hun verleden, hun schuld, hun familie, hun goden, hun keizer, hun weetikwatallemaal werden christen. Zij kregen een boodschap te horen: op existentieel niveau zijn jullie zijn totaal vrij. Dat begonnen ze steeds meer te geloven. Vergelijkbaar met David Bowie namen al die mensen een compleet nieuwe identiteit aan, vaak ook met een nieuwe naam. Maar de ‘stairway to heaven’ bleek tegelijk een ‘Winterreise’ te blijven. Het viel bepaald niet mee om op basis van dat geloof ‘ik ben totaal vrij’ te leven. En hoe meer ze dat doorkregen van zichzelf, des te meer ze weer een juk op hun schouders voelden. Een zwaarder juk zelfs dan wie geen christen was. Gevangen zijn is zwaar. Maar niets is erger dan een valse belofte van vrijheid.

Op dat moment spreekt de apostel Paulus hen per brief begripvol maar ook uitdagend toe. Je bent met je vrijheidsgeloof halverwege blijven steken, zegt hij. Je begon zo goed. Tegen onze cultuur zou Paulus het op dezelfde manier kunnen zeggen: “Amsterdammers, Westerlingen, jullie hebben je verstand verloren! Jullie zijn bevrijd om in vrijheid te leven. Dat wist je. Dat weet je. Waarom laat je je dan toch weer een slavenjuk opleggen? In mijn woorden: hoezo vrij op zondag om je dan op maandag weer door van alles te laten knechten? Of: waarom zou je alleen ’s nachts op de dansvloer aan de ware vrijheid kunnen ruiken? In wat voor soort absurd slaventheater leef je dan de rest van de tijd?

Wat houdt ons tegen om de weg naar de vrijheid tot het einde toe te gaan? Ik denk dat hier een paar dingen tegelijk spelen. Ik noem er drie.

a) the road to freedom is een gebaande weg. Zeker sinds Schubert ligt ‘ie er. Miljoenen Westerse mensen willen allemaal authentiek zijn, volgen allemaal David Bowie. We zijn eigenlijk allemáal de wandelaar in Schuberts ‘Winterreise’. Maar daardoor wordt het pad nogal dwingend. Authenticiteit was in de tijd van Schubert nog een zelfgekozen ideaal. Tegenwoordig is het een imago dat reclame ons in duizend tinten voorspiegelt. Een maatstaf die mensen vaak zichzelf opleggen. Een samenleving waarin miljoenen mensen op dezelfde manier ‘ikke zelf doen’ zeggen, is dus helemaal niet zo ‘ikke zelf’. Authenticiteit is voor de massa-mens een paradoxaal ding. En daarmee zijn we verder van huis dan voor dat het woord ‘authentiek’ bestond.

b) op the road to freedom voelt het vaak wat eenzaam. ‘Jezelf zijn’ is een mooi ideaal, maar het is lastig vorm te geven in verbinding met anderen. De romantische wandelaar is eigenlijk altijd alleen, mislukt vaak in de liefde en in vriendschappen, kan zichzelf maar moeilijk vertrouwen en anderen al helemaal niet. We kunnen ons amper meer voorstellen hoe in de dagen van Mozes een heel volk de vrijheid tegemoet gaat, met z’n allen. Want wij zijn authentiek. Ikke zelf doen. Dat is nog zo’n paradox: juist om jezelf te worden, heb je vaak een helpende hand nodig.

c) vrijheid kan zomaar een gevangenis worden. Het is grappig – of treurig – hoe al die vrije Westerse en Amsterdamse mensen zich elke dag vrijwillig aan de ketting laten leggen door bijvoorbeeld Google en Apple en Amazon, door smartphones en flitsbezorgers. Kunnen we nog zonder? Heel veel mensen voelen zich opgejaagd door alle mogelijkheden, ze hebben ‘fear of missing out’. The road to freedom is in onze tijd maar al te vaak écht een Winterreise. Je krijgt het koud. Je wordt moe van al je vrijheid. Je twijfelt steeds of je niet een andere reisroute had moeten kiezen. Je kunt niet meer terug maar je weet ook niet of je überhaupt ergens aankomt. Dan begint het leven als een straf te voelen.

Lang voor Schubert en de romantici was er iemand die zijn versie van de ‘Winterreise’ maakte. Ik doel op de theoloog Augustinus, uit de 4e eeuw na Christus. Hij is de eerste Westerse mens die een dagboek bijhoudt, een autobiografie schrijft – de beroemde Confessiones of Belijdenissen. Hij zegt – en het is alsof je Bowie hoort – dat de schaduw op de weg naar de vrijheid lang en donker kan zijn. Een letterlijk citaat: “De vrijheid waar ik zo van hield was eigenlijk een escape, een vlucht. Achtervolgd, opgejaagd, uitgeput: dat is een raar soort vrijheid.” Augustinus is de eerste mens in de Westerse geschiedenis die heeft gedocumenteerd hoe hij in feite bezig was om aan zichzelf te ontsnappen. In zekere zin is Augustinus de geestelijke overgrootvader van én Franz Schubert én David Bowie en – denk ik – van ons allemaal.

Terug naar Amsterdam. De grootste nachtclub van de stad is de Escape. Mooi woord: escape. Ontsnapping. Of misschien wel exodus. Mozes leidde zijn volk uit het slavenland Egypte. Amsterdam is één van de meest vrije steden van de wereld. Toch voelen zelfs veel Amsterdammers zich ingekaderd en op een of andere manier beperkt. Er is, zegt Stefan Beek, ook hier veel onenigheid, jaloezie en conflict. “Samen dansen werkt als medicijn voor alle problemen die individuen ervaren binnen een collectief. Op de dansvloer tongzoenen QR-quarantainezuurpruimen met complotcontentdelende coronawappies. Op de dansvloer hebben mensen een natuurlijke neiging om hun eigen bewegingen te synchroniseren met anderen.” Dat de club één van de langste en meest gesloten plekken was van de coronaperiode is een symbool. Het leven ging wel door. Maar er was geen escape. Dan zit je locked, down, beperkt, opgesloten. Dan voelt ook een vrije stad als een gevangenis.

En opeens zegt Beek, in datzelfde stuk: het kan ook in een kerkdienst. Hij zegt dat, denk ik, mede omdat wij weleens zitten te praten met elkaar. Wij begrijpen elkaar. We geloven dat dansvloer en kerkdak in essentie over dezelfde dingen gaan. Dat kan natuurlijk gezellig of irritant Amsterdams gebabbel zijn van een dj en een dominee. Of is het een inzicht? Het DNA van religie bestaat in extase, overgave, roes, aanbidding, vrijheid. Dat ‘dansen’ niks met ‘geloven’ te maken heeft, is een gekke gedachte uit een extreem verzuilde tijd, die godzijdank verdwenen is. Zielsverwanten zijn we, de mensen van de club en van de kerk.
Vrijheidsdromers.

Het christelijk geloof is opgebouwd rond een kernidee: de ware exodus, de escape van een oude winterwereld naar een wonderlijke nieuwe wereld. Jezus heeft in elke zin die hij gezegd heeft en elke daad die hij verricht heeft, een diep vrijheidsverlangen aangeraakt. En de mensen die hem echt begrepen, hebben gedanst van vreugde – en nog.

 

Wat als zelfs David Bowie aan het einde van zijn leven moet erkennen dat zijn weergaloze road to freedom hem tenslotte niet echt vrijmaakt? Kunnen jij en ik op dat punt dan niet beter alle hoop op vrijheid laten varen?

Ik denk dat de club en de kerk leven van drie spirituele inzichten die ik hier ter overweging aanbied.

De essentie van vrijheid is niet ‘keuzes’ maar kiezen. Vrijheid is niet ‘duizend opties openhouden’ maar je ergens op vastleggen, je hart ergens aan geven. Dansen is niet blijven denken of kijken maar gáan. Dat begrijp zelfs ik als niet-danser. In de kerk werd vrijheid vaak gepresenteerd als ‘vergeving van zonden’. Dat heeft voor mij vaak nogal leeg gevoeld. Stel dat het zo zou zijn, en dan? Het goede nieuws werkt anders in een authenticiteitscultuur. Sinds ik een paar jaar geleden grondig studie maakte van de Galatenbrief heb ik het ontdekt. Bij Paulus is vrijheid een booster, een infuus, een harttransplantatie, een opstanding, een revolutie van je denken en je willen. Uitdagend treedt hij én de Griekse én de joodse wereld tegemoet: christen worden is je totaal vastleggen op een geloofsovertuiging die wérkelijk vrij maakt.

Vrijheid vraagt om oefening. We zijn niet simpelweg bevrijde mensen. Dat is irreëel en zelfs een gevaarlijke misvatting. We leven de vrijheid tegemoet. Maar ondertussen is het leven ook een Winterreise. Een weg van vallen en opstaan. Vrijheid is een script dat oefening vergt. “Al dansend strijden we tegen egoïsme, hebzucht en apathie”, schrijft Beek. Ook hij suggereert dat de club op z’n best een uitzondering is op de realiteit van het leven. Ik denk dat hij gelijk heeft. Maar dansen heeft ook iets van trainen, oefenen. Om de ‘spirit’ van de dansvloer mee te nemen, het gewone leven in. Daar waar je juist moet durven dansen: je verbinden met anderen, met hen communiceren. Thuis, op kantoor, op straat. Dat is precies zoals ook het vrijheidsidee van het christelijk geloof bedoeld is.

Vrijheid gaat meer nog over gevonden worden dan over vinden. “Ik heb iemand nodig die niet-ik is.” Ook dat is Augustinus. Een zin die je boven elke dans- én elke kerkvloer in neonletters kunt schrijven. Als je door een mens werkelijk gevonden wordt is dat hemels. En gevonden door God? Bestaat dat? Ik vond een citaat van een christelijke existentialist van wie ik nooit gehoord had, Gabriel Marcel. Hij noemt de mens een ‘homo viator’, iemand die altijd onderweg is. Maar anders dan Sartre vond hij dat je niet maar door moet hollen. Dat wordt al snel een vlucht. Wat dan? Leegte slaat op hol, liefde staat stil. Graaf in jezelf, zegt Marcel. In dat kleine personage op dat kleine stukje aarde. Dáár vind je God…en alles. God, zegt hij, glinstert niet ergens aan een verre horizon. God slaapt in jouw substantie. In je zweet als je danst en je tranen als je huilt. Als je vlucht van jezelf, vlucht je kerker met je mee. De deur valt in het slot door de wind van je vlucht. Maar als je diep in jezelf afdaalt, dan je echt úit je gevangenis en kom je in het paradijs.

Voor deze tekst werd ik geïnspireerd door het hoofdstuk ‘Freedom’ uit het boek On the Road with Saint Augustine van James K.A. Smith. Daaraan ontleen ik ook de citaten van Augustinus en Marcel.

Geloof
Gerelateerde artikelen
Let me entertain you – en dan?
Geloof
Let me entertain you – en dan?

In een recente editie (februari 2024) kondigt Ted Gioia (The Honest Broker) het einde van het entertainment-tijdperk aan. Huh? Het einde van entertainment? Ik zou denken: daar zitten we toch middenin? Maar Gioia komt met interessante trends. Bijvoorbeeld dat in de filmindustrie bedrijven als Disney, Paramount en Universal het op dit moment heel moeilijk hebben.

lees meer
Wel spreken met de bestuurder
Geloof
Wel spreken met de bestuurder

De kunst is om als bestuurder goed naar je passagiers te luisteren. Iemand komt nooit zomaar naar voren. Maar ík ben de bestuurder. Dus ik kan zeggen: ik heb je gehoord. Ik ga er wat mee doen. Of: ik doe er nu even niks mee want ik heb een ander plan. En vooral: ik kan passagiers weer terug naar achteren sturen. Want als je niet oppast staat de hele achterbank over je schouder mee te tetteren. En dan kom je nergens.

lees meer
Epifanisch sensitief
Geloof
Epifanisch sensitief

Ik denk even terug aan de dag dat Mark Rutte bekendmaakte dat hij niet herkiesbaar was. Op de vraag of hij lang over dat besluit had nagedacht, zei Rutte: ‘Nee, het gebeurde gewoon. Afgelopen zondagmorgen wist ik het opeens. Een epifaan momentje denk ik.’ Epifanie betekent in een religieuze context een openbaring. Plotseling realiseer je je iets of word je een inzicht geschonken.

lees meer