Er is hoop
Geloof

Er is hoop!

Leestijd

4 minuten

Door

Tim Vreugdenhil

Aan de start van 2024 zijn woorden als crisis, dreiging en somberheid niet van de lucht. Zoals David Cameron, de Britse minister van Buitenlandse Zaken, het vorige week formuleerde: als de wereld een dashboard is, dan zijn er nogal wat knipperende rode lampjes. En daar worden niet alleen ministers zenuwachtig van.

Het is niet toevallig dat SIRE juist op dit moment een publiekscampagne lanceert die helemaal aan hoop gewijd is. Of beter gezegd: aan lichtpuntjes. Hoop op maat gesneden tot kleine sprankjes. SIRE moedigt aan om daar vooral naar te zoeken. Of zelf zo’n lichtpuntje te zijn. Op tal van billboards kom ik de campagne tegen en het was een goede zet om Edwin Rutten de boodschap stem te laten geven.

SIRE staat op mijn radar sinds ik samenwerk met Marc Oosterhout en Christine Swart. Marc was partner van een groot reclamebureau, is nu weer zelfstandig en daarnaast voorzitter van SIRE. Christine is er bestuurslid. Van hen hoor ik over geanimeerde redactievergaderingen waarin ideeën voor nieuwe campagnes worden besproken. Die ideeën worden voorgelegd aan een groot publiekspanel dat mag kiezen. Het thema ‘hoop’ komt dus in zekere zin van onderop. Bij zo’n thema wordt een bureau gezocht dat het in een campagne omzet. Ik vond de campagne ‘praat over de dood’ persoonlijk erg goed, die over polarisatie wat minder. En nu schiet SIRE volgens mij in de roos. We willen hoop! Liever in concrete sprankjes dan in grote woorden.

Ik ben al een tijdje gefascineerd hoe commerciële en ideële organisaties (SIRE is een voorbeeld van het laatste) in thema’s doen die je nog niet zo lang geleden het meest van de kerk zou verwachten. Niet bang zijn voor de dood? Het goedmaken met je buurman? Een lichtpuntje zijn? Spring SIRE in het gat dat (ook) de kerk achterlaat? Ik denk het wel. Ik denk zelfs dat het heel goed is. Daar heb ik een paar redenen voor.

Neem om te beginnen de cijfers die aanleiding zijn voor deze campagne. Op de website lichtpuntje.sire.nl vind je cijfers over hoop. Zeventig procent van de Nederlanders denkt dat toekomstige generaties het slechter gaan krijgen dan nu. 53% vindt politiek een belangrijke reden om minder te hopen. Zulke cijfers zullen natuurlijk nooit naar nul gaan. Maar als er ooit een tijdperk was dat behoefte heeft aan hoopvolle verhalen, dan wel onze samenleving. Het is lef dat SIRE die handschoen oppakt. Juist omdat het een katalysator kan zijn voor allerlei plekken waar wel degelijk in hoop gehandeld wordt.

Ten tweede is de Nederlandse vorm van hopeloosheid vaak wat ongrijpbaar. Bij ons geen gebombardeerde woonwijken, een rechtsstaat die niet meer functioneert of lege supermarkten. Ook ik ken genoeg mensen die het moeilijk hebben, maar dat betreft niet zeventig procent van de bevolking. Interessant ook dat mensen voor zichzelf vaak wat hoopvoller zijn dan over de toekomst van hun kinderen. Hoop is best complex. Hoop is een kwestie van kijken, denken, voelen. Hoop is mentaal, psychisch, artistiek, filosofisch en spiritueel. Ik vind SIRE in dit opzicht prettig niet-pretentieus, terwijl er aan hun beelden en teksten diepere lagen ten grondslag liggen. Da’s knap.

In de derde plaats: wie kan er tegenwoordig een geloofwaardige boodschap brengen over hoop? Als de kerk het al doet, zeggen mensen: het is me te ouderwets. Als Coca Cola het doet, is het te commercieel. Wanneer de koning het probeert, vinden we dat hij makkelijk praten heeft. Eigenlijk zou er een onafhankelijke, ideële partij moeten zijn, een soort stichting… en hee, die hebben we dus al! Dit is precies waarvoor SIRE ooit is opgericht. Ik zag christelijke commentaren dat SIRE veel te vaag is over hoop. Dat is een raar verwijt. Kerken en tal van andere organisaties voor wie hoop een belangrijke waarde is, mogen SIRE dankbaar zijn en kunnen ieder op een eigen wijze prima aansluiten. Want een lichtpuntje vinden laat staan er zelf één worden, gaat niet alleen door het kijken naar commercials of billboards.

Ik heb nog een vierde gedachte. SIRE heeft ergens ook wel een ondankbare taak. Veel moderne Westerse filosofen, schrijvers en kunstenaars hebben de hoop uit onze cultuur weg gesloopt. Zij ageerden met name tegen dominante christelijke ideeën over geloof, hoop en liefde. Dat was en is hun goed recht. Het is naar mijn mening heilzaam geweest voor de samenleving en ook voor de kerk. Naast het sloopwerk is – vaak voor praktischer ingestelde mensen –  een hele sterke humanistische traditie ontstaan. Een mens is het waard om in te geloven, lief te hebben en op te hopen. Buitengewoon krachtig. Maar niet altijd genoeg. Ik zie soms mensen die ik ken als bijzonder humanistisch geïnspireerd (veel doen voor anderen) ook het meest wanhopig zijn. Wie wil hopen, heeft het tij niet mee. Ook SIRE niet. En SIRE is kwetsbaar voor verwijten als dat ‘de maatschappij dat ben jij’ een neoliberaal wereldbeeld in stand houdt. Waarin ik al zo verschrikkelijk veel moet. En dan ook nog over de dood praten. Of hopen.

Op een ander vlak wordt ons gebrek aan hoop gevoed door het feit dat veel mensen in dit leven niet krijgen wat ze verdienen. Ik was erg onder de indruk toen ik deze week uit de fototentoonstelling van Nan Goldin in het Stedelijk Museum kwam. Onder veel meer is zij de fotobiograaf van wat heroïne en aids in mensenlevens hebben aangericht. Ik zag stille en bewegende beelden van mensen die alle hoop lieten varen. Soms zijn er geen lichtpuntjes. Kun je ze nergens vinden er al helemaal geen zijn. Wat dan? De kerk had en heeft daar vormen en manieren voor. En SIRE?

Anders dan de filosofen hebben bijna alle moderne theologen indringend over hoop gesproken. Karl Barth bijvoorbeeld, die elke dag begon en eindigde met muziek van Mozart. Of Jürgen Moltmann die als Duitse jongen het bombardement van Hamburg meemaakte en in een Brits krijgsgevangenkamp gelovig werd. In 1964 schreef hij een bestseller met zijn ‘theologie van de hoop’. Of de nog altijd actieve Amerikaanse bijbelwetenschapper Walter Brueggemann. Alle drie zeggen ze onvermoeibaar dat de kerk van het volk Israël heeft geleerd wat hoop is. Pas als je eerst tegen de muur oploopt. Pas als je alle hoop op een goede afloop opgeeft. Juist dan, alleen dan, vaak na langere tijd, ontdekken sommige mensen dat er tóch een ‘way-out’ is. Die weg wórdt voor je gemaakt. Die hoop moet je gegeven worden. En ja, daar kun je dan vervolgens ook van uitdelen. Zelf een lichtpuntje zijn, het is een hele bijbelse metafoor. Maar altijd als reflector van iets groters. God wordt in de bijbel geen lichtpunt genoemd. God is Licht.

Zoals God ook Liefde. Is hij of zij dus de optelsom van alles? Zeker niet. God is beslist geen geloof en ook geen hoop. Geloof en hoop zijn typisch mensendingen. Daarom zijn ze volgens de apostel Paulus ook maar tijdelijk. Ze zullen op een dag verdwijnen. Christelijke hoop gaat over iets ‘beyond hope’. Aan de hoop voorbij. Een nieuwe wereld waarin alles van liefde aan elkaar hangt. De hoop is daar niet meer nodig. De kerk al helemaal niet. Zelfs SIRE kan daar worden opgeheven.

In haar beste vormen inspireert de christelijke traditie mensen om te hopen op God. Ze worstelden ermee en schreven erover. En ze zongen en zingen ervan. Bijvoorbeeld in dit lied uit de traditie van Taizé: Als alles duister is, ontsteek dan een licht in mij dat nooit meer dooft, een licht dat nooit meer dooft… Niet iedereen kan dat geloven, natuurlijk. Maar krachtig is het wel. Ik denk dat de mensen achter SIRE de eersten zijn om te erkennen dat hier iets in doorklinkt van een allesomvattende klantbelofte.

En daarom voelt het alsof we ieder jaar sneller moeten rennen – om maar niet in de afgrond te storten.

Rosa verklaart iets van hoe dat kan. De moderne tijd is gebaseerd op grote beloften. We gaan de natuur beheersen, we zullen niet meer hoeven vechten om te overleven, we houden tijd over voor aangename dingen. Inderdaad heeft dit tijdperk ons veel gebracht. Maar geen van die beloften is echt uitgekomen. Het werkte zolang we op een betere toekomst konden hopen. Vandaag kan dat niet meer. Of je wat meer van Frans, Henri, Geert, Mirjam of Pieter bent: dit geldt voor ons allemaal. En daarom voelt het alsof we ieder jaar sneller moeten rennen – om maar niet in de afgrond te storten. De samenleving als tekenfilm.

Pas aan het einde van zijn analyse stelt Rosa de vraag: kan religie aan deze situatie iets veranderen? Even overweegt hij – hij is zelf religieus – of dit niet een lachwekkend anachronistisch idee is. Dan schrijft hij letterlijk dat religie een verdomd belangrijke rol heeft. Want wat we het meest nodig hebben, is een opmerkzaam hart.

"In een democratie hebben we niet alleen allemaal een stem maar ook oren nodig, om de stem van de ander te horen."

Een opmerkzaam hart? Dat is een bijbelse uitdrukking. Het komt uit een gebed van koning Salomo. Nogmaals Rosa: in een democratie hebben we niet alleen allemaal een stem maar ook oren nodig, om de stem van de ander te horen. En dat hart, daar zit je oriëntatie, je driving force. Dat zorgt ervoor dat je de ander horen wíl (of niet!). O wat is dat is moeilijk. Omdat we elkaar tegenwoordig zo snel idioten vinden. Voor velen is een stem uitbrengen op de PVV óf op GroenLinks-PvdA het meest bizarre wat een mens kan doen. Zou het? Rosa zegt dat het goed is om een politieke overtuiging te hebben, van welke soort ook. Maar dat dat slechts het halve verhaal is. De kern van democratie is: wat heeft een ander mij te zeggen? Dat zijn meestal geen ‘standpunten’. Wat ik je werkelijk te zeggen heb, gaat over zorg, boosheid, emotie, humor en hoop. Ik denk aan Claudia de Breij. Als de verkiezingsuitslag komt, mag ik dan bij jou?

Een luisterend hart komt niet uit de hemel vallen. Het is niet aangeboren. Precies daar, vindt Rosa, heeft religie een rol. Zij heeft verhalen, kennis, rituelen, praktijken en gebouwen waar je een luisterend hart kan oefenen, het misschien zelfs kan ervaren. Religie is een context waarin de agressiehouding voor een moment verdwijnt. Rosa hanteert een breed religiebegrip. Ook sterren, kristallen en esoterie kunnen helpen. Maar zeker ook de kerk, de moskee en de synagoge. Zelf is hij christen. Hij zegt: het is reuze jammer dat ook binnen de kerk veel mensen amper meer geloven dat zij die betekenis kan hebben. In deze tijd. Voor deze democratie. Dat herken ik. Dat vind ik verdomd jammer.

Van Rosa hoef je niet religieus te zijn. Maar niemand mag religie onderschatten, zegt hij. Zonder religie geen democratie. Zonder religie regeert de agressiehouding – dwars door alle partijen, politici en kiezers heen. Ik heb dat niet eerder zo sterk gevoeld als deze week. Zonder geloof en hoop en liefde gaat het gewoon niet.

Een opmerkzaam hart dus. De kern van de grote wereldreligies, zeker ook van het christendom, is geen programma maar een geloof. Dat het universum niet koud en donker is. Ergens is een fluistering, een licht, een ankerpunt. Er is iets of er is Iemand met een opmerkzaam hart. Voor Frans en Dilan en Geert en de hele Haagse mikmak. Voor al hun kiezers. En zelfs voor mij.

Geloof
Gerelateerde artikelen
Zondags ging(en) zij naar de kerk
Geloof
Zondags ging(en) zij naar de kerk

Misschien ben jij ook een Kortjakje. Zondags ga je naar de kerk (boeken en zilverwerk hoeft niet meer want beamers). Maar ik ken ook heel wat mensen die in de verleden spreken: ‘s zondags ging ik naar de kerk. Dan heb je de jas van Kortjakje uitgedaan. Ik praat tientallen keren per jaar met iemand die me vertelt dat hij of zij vroeger of later is gestopt en waarom.

lees meer
De kerk in het tijdperk Schoof
Geloof
De kerk in het tijdperk Schoof

De Amerikaanse theoloog Stanley Hauerwas levert al decennia scherpe kritiek op hoe ‘Amerika’ en ‘christen-zijn’ met elkaar worden geïdentificeerd, om te beginnen door veel Amerikaanse christenen. Deze gelijkstelling gaat Hauerwas veel te snel. In de kern is die identificatie zelfs heel ónchristelijk, meent hij. Daarmee brengt hij een boodschap die net zo moeilijk ligt bij de – naar eigen zeggen presbyteriaanse – Donald Trump als bij de overtuigd katholieke Joe Biden, en bij de grote meerderheid van hun kiezers.

lees meer
Mag het wat trager
Geloof
Mag het wat trager

Zou onze samenleving ook op andere vlakken topsnelheden bereiken, een punt waarna het niet meer sneller kan? En wat vinden we daarvan? Proberen we die onmogelijke barrière dan toch te nemen? Of slaan we een andere richting in? Wat als ik als mens mijn topsnelheid heb bereikt, fysiek, sociaal of in mijn carrière?

lees meer